Inleiding

 

 

 

Samenhang Goudse stadsbeschrijvingen

Sinds 1873 bewaart het Goudse archief vijf handschriften, alle daterend van rond 1700, die een inzicht geven in de Goudse stadsgeschiedenis. Drie van deze handschriften kwamen in het archief als onderdeel van het ‘legaat Kemper’. Dit is een verzameling archivalia en andere oorspronkelijke stukken en afschriften, die Karel Adriaan Kemper (ten onrechte ook vermeld als A.K. Kemper) bij zijn overlijden in 1873 heeft nagelaten aan de stad Gouda. Het archief van Gouda wordt beheerd door het Streekarchief Midden-Holland.

Gouda op Schrift (GOS), vrijwilligersorganisatie en sinds 2020 een werkgroep van de Historische Vereniging Die Goude, nam op zich om transcripties en hertalingen van deze handschriften te maken, hetgeen nooit eerder is gedaan. Daaraan werkend, ontdekten we dat we aan vier van de vijf handschriften de namen van de auteurs kunnen koppelen. Voor de duidelijkheid hebben we daarom de naam van de auteur verwerkt in de door ons gegeven aanduidingen van de handschriften:

  • Stadsbeschrijving van Adriaan Vereyck
    Gouda, SAMH, Collectie Varia, inv.nr. 0200. 2008, behoort ook tot de Collectie Kemper
  • Stadsbeschrijving van Paulus Doncker, aangevuld door Theodoor van Abbesteech
    Gouda, SAMH, Collectie (legaat) Kemper, inv.nr. 0096. 310; voorheen per abuis Hs. Abbesteegh genoemd
  • Stadsbeschrijving van Franco de Vrije
    Gouda, SAMH, Collectie (legaat) Kemper, inv.nr. 0096. 144
  • Aantekeningen van Van Abbesteech
    Gouda, SAMH, Collectie Varia, inv.nr. 0200. 10500; voorheen per abuis Vroedschapboek genoemd
  • Register – onbekende auteur; volledige originele titel ‘Register rakende eenige oude gebieden, ordonnantie, sententie ende geheugenisse deser stede vander Gouda’
    Gouda, SAMH, Collectie Varia, inv.nr 0200. 1

De eerste vier handschriften zijn gepubliceerd bij het Huygens Instituut. Het Register is te vinden op de website van Gouda op Schrift.

De vier namen die te koppelen zijn aan eerdergenoemde handschriften zijn van mannen uit de Goudse elite die ook een rol speelden in het bestuur van de stad: Adriaen Vereyck (ca. 1616-1682), Paulus Doncker (1659- na 1717 voor 1721), Franco de Vrije (1672-1712) en Theodoor van Abbesteech (? 1673-1707).

Werkend aan de transcripties en hertalingen van de handschriften stelde GOS vast dat deze relatief kort achter elkaar zijn geschreven rond 1700. We ontdekten dat soms passages uit de handschriften nagenoeg hetzelfde zijn. De vraag wie wat van wie overschreef, is echter (nog) niet met zekerheid te beantwoorden. Evenmin is er duidelijkheid over eventuele relaties tussen de auteurs. Dat vergt onderzoek dat buiten de doelstelling van GOS valt.

Van geen van de vijf handschriften is een gedrukte versie bekend. De oudste gedrukte Goudse stadsgeschiedenis, Beschryving der stad Gouda, van Ignatius Walvis (1653-1714) dateert van enige tijd later, 1713. Voor zover we weten maakte Walvis geen gebruik van deze handschriften; althans hij noemt die niet. Sterker nog hij benadrukt dat hij de eerste is die de Goudse geschiedenis opschrijft en laat drukken.

Eén handschrift, dat van Franco de Vrije, lijkt wel bedoeld te zijn geweest om in druk uit te geven. Dit handschrift lijkt het meest op een stadsbeschrijving zoals die van Walvis. De andere vier handschriften geven naast een korte karakteristiek van Gouda vooral archivalische gegevens die relatief willekeurig lijken gekozen. Het is daarom twijfelachtig of die bedoeld waren om uiteindelijk in druk te verschijnen.

Handschriften horen bij de trend rond 1700 van aandacht voor het verleden

Dat rond 1700 verschillende Goudse auteurs werkten aan het verzamelen van historische gegevens omtrent hun stad, past in een trend die geldt voor de hele Nederlanden. De opstand tegen de Spaanse koning en vervolgens het tegen wil en dank ontstaan van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, hadden geleid tot aandacht voor het verleden. Allereerst om rechtvaardiging te vinden voor het in opstand komen tegen een koning die tenslotte door Gods wil boven hen was gesteld. In de geschiedenis vond men voorbeelden van soortgelijke rechtvaardige opstanden als die van Claudius Civilis tegen de Romeinen in 69, door Rembrandt verbeeld in 1662. De Verlichting leidde ertoe dat er ook in de Nederlanden steeds meer zelfstandig werd nagedacht. Waar de katholieke kerk argwanend stond tegenover nieuwe ideeën, was er in de Republiek juist ruimte voor. Onderzoekers gingen op zoek naar de ‘waarheid’, ook die over hun eigen stad, en wilden die voor het nageslacht bewaren.

Adriaen Vereyck geeft geen toelichting waarom hij zijn Memorieboekje schreef.

Dat Paulus Doncker daadwerkelijk naar originele bronnen zocht, blijkt uit een aantekening van hem zelf (zie handschrift Doncker fol. 7): ‘geextraheert, vijt zeeker oud Register, berustende ter secretarije der steede vander Goude, ende bij Gerard Hopcoper secretaris aldaar geschreven, vijt seeker boeck van Amel van Rosendael, inden Jaare ons heere 1595 in April, ende bij mij vijt het voornoemde boeck vanden secretaris Hopcooper geschreven op den XIen october 1647’. Deze bronnen kennen we niet meer vandaag en überhaupt zijn de bronnen waarop de handschriften zijn gebaseerd ons grotendeels onbekend. Alleen de Stadsrekeningen zijn bewaard gebleven.

Franco de Vrije ondervindt dat er weinig is bewaard in geschriften en neemt dat de katholieke geestelijkheid kwalijk en verzucht dat de voorouders liever vrome daden verrichtten dan iets op te schrijven voor hun nakomelingen.

Karakteristiek is dat Theodoor van Abbesteech in de inleiding van een eigen werk in 1701 schrijft: ‘… dienende tot onderrigtinge, of nader ondersoek, […] Getrokken uit verscheide soo oude als nieuwe schrijvers in allerhande Weetenschappen en Taalen, […] tot versterkinge van de Geheugenisse, en ander gebruijk …’. Zie Veelerhande saaken (fol. 1) op de website van Gouda op Schrift.

Waarom hun inspanningen resulterend in de handschriften uiteindelijk niet tot publicaties in druk hebben geleid, blijft gissen. Waren ze nog niet tevreden met wat ze hadden? Of ging het hun louter om verzamelen en schrijven voor eigen gebruik?

Leven en werk van Franco de Vrije

Franco de Vrije werd in 1672 geboren te Moordrecht en overleed op 4 juli 1712 in Gouda. In 1680 zou hij naar de Universiteit van Leiden zijn gegaan, waar hij op 7 juli 1689 promoveerde. Hij trouwde in september 1701 in Dordrecht met Helena van Haerlem.
Vanaf 1692 bekleedde hij diverse officiële functies in Gouda:

  • gasthuisvader (1692-1711)
  • politiemeester (1699)
  • rentmeester van de kerkmeesters (1699-1709)
  • lid van de Vroedschap (1699-1712)
  • schepen (1700, 1701, 1706, 1711)
  • thesaurier-ontvanger (1702-1704)
  • gecommitteerde (voor Gouda) van de Generaliteitsrekenkamer (1707-1710)


De stadsbeschrijving

Franco de Vrije schreef zijn stadsbeschrijving van Gouda rond 1700, in de tijd dat hij in Gouda woonde en daar verschillende hoge functies bekleedde. Voor het historische gedeelte van zijn geschiedenis van Gouda heeft hij uit diverse bronnen en archiefstukken geput, waaronder het zogenoemde Memorieboekje van Vereyck. De beschrijving van de stad berust waarschijnlijk grotendeels op eigen waarneming. De uitleg van de Goudse glazen kan echter ook op een geschreven/gedrukte bron teruggaan. In de marge noemt hij de bronnen waaruit hij gegevens heeft gehaald.

In zijn stadsbeschrijving begint Franco de Vrije bij het ontstaan van de stad: Origo urbis. Dat wordt gevolgd door een hoofdstuk waarin hij nader ingaat op de mogelijke oorsprong van de naam Gouda.

Hij beschrijft de rivieren bij Gouda, de (Hollandse) IJssel en de Gouwe, en hun belang voor de stad. Na enige uitweiding over de omvang van de stad en zijn wapenschilden beschrijft hij het, dan al afgebroken, kasteel en zijn bewoners. Daarna volgt een lijst van de heren van de stad. Ook krijgen we enig inzicht in het begrip hofstedegeld wat betreft Gouda.

Op fol. 46 begint een uiteenzetting over Gouda. Hij geeft een uitgebreide beschrijving van en toelichting op zowel de gebouwen als hun functie. De Sint-Janskerk neemt daarbij een belangrijke plaats in (fol. 72-91). Ook aan de kloosters en het leven van hun bewoners besteedt hij veel aandacht (fol. 100-141).

Daarna volgen in het manuscript enkele in het Frans geschreven folia: ‘Extraits de la Réformation de G. Brandt. Tom. 3 et 4’. In het kort geeft hij daarin de betrokkenheid van Gouda bij de Dordtse Synode weer.

Het manuscript eindigt met een alfabetisch register met namen en beschrijvingen van beroemde Gouwenaren. De lijst is gealfabetiseerd op voornamen, zodat bijvoorbeeld Coornhert, die in Gouda stierf, onder de D van Dirck Volkertsz te vinden is. Franco de Vrije heeft deze lijst niet af kunnen maken.

Het handschrift De Vrije is in zekere zin ‘werk in uitvoering’. Op diverse plaatsen in de tekst zijn zaken opengelaten die nog geverifieerd moesten worden. Dit betreft vooral kleine feitjes, zoals jaartallen. Maar ook het hele hoofdstuk Telonium (= de Tol) is geheel blanco, op de titel na. Er zijn later ook hoofdstukjes aan toegevoegd, zoals de beschrijving van de stadslibrije.

Het handschrift

In totaal telt het handschrift 203 folia, doorgaans eenzijdig beschreven (alleen latere toevoegingen lopen soms door op de versozijde), de laatste 20 folia zijn blanco gebleven.

  • het handschrift meet 26 x 18 cm
  • de schrijfspiegel is circa 20,5 x 12,5 cm
  • het aantal regels per pagina varieert sterk
  • het bibliografisch formaat is folio (2°)
  • de schepranden zijn aan de drie buitenzijden zichtbaar
  • het watermerk (fleur de lis) staat centraal op de pagina.

De katernbouw is niet na te gaan omdat het boek in de twintigste eeuw nogal strak is ingebonden. Vermoedelijk heeft het handschrift tot die tijd geen band gehad, want het voorblad is sterk vervuild en verkleurd. De folia zijn enkelzijdig beschreven omdat de papierkwaliteit al van oorsprong slecht is geweest. Daardoor is de inkt door het papier gedrongen en zichtbaar aan de versozijde. Als op een versozijde aanvullingen op de tekst zijn geschreven, zijn die heel moeilijk leesbaar. Misschien was het een kladhandschrift.

Dit is tot nu toe de enige editie van het handschrift dat wordt toegeschreven aan Franco de Vrije. Het is dus niet zeker of deze stadsgeschiedenis ook inderdaad van zijn hand is.

Geschiedenis van het handschrift

Het handschrift is op zeker moment in bezit gekomen van de latere stadshistoricus C.J. de Lange van Wijngaerden. Via hem kwam het in handen van A.K. Kemper, wiens vrouw gelieerd was aan De Lange van Wijngaerden. Kemper was een fervent amateurhistoricus, die veel historisch materiaal met betrekking tot Gouda had verzameld, vooral via zijn vrouw. In 1873 kwam de collectie Kemper als legaat in het stadsarchief van Gouda terecht. Het handschrift bevindt zich in het Streekarchief Midden-Holland (Gouda SAMH, Collectie (legaat) Kemper, inventarisnummer 0096. 144).